Onderzoekster Yali Tang is blij met Research Life Cycle Support

“Het geeft ruimte om te doen waar ik goed in ben: onderzoek doen”

3 november 2021

Dankzij de ondersteuning van project officer Roy Hermanns via Research Life Cycle Support kan universitair docent Yali Tang zich focussen op waar zij goed in is: onderzoek doen.

Yali Tang (links) en Roy Hermanns. Foto: Loraine Bodewes

Wetenschap bedrijven is tegenwoordig meer dan de diepte in duiken om alle aspecten van je onderzoek te begrijpen. Voor je überhaupt aan je onderzoek toekomt, moet er subsidie worden aangevraagd om het onderzoek te kunnen bekostigen. Een lang, uitgebreid en soms frustrerend proces, met een vaak laag slagingspercentage vanwege de moordende concurrentie. Met Research Life Cycle Support wil de universiteit haar onderzoekers ondersteunen in het hele traject van idee naar impact. Voor jonge onderzoekers tot gearriveerde hoogleraren.

Wetenschap is een way of life voor Yali Tang, universitair docent in de groep Power and Flow van professor Niels Deen bij de faculteit Mechanical Engineering. Ze ademt wetenschap, haar hoofd staat nooit stil in haar fundamentele onderzoek naar hoe mengsels van gas en vloeistof zich gedragen als ze stromen. Dat doet ze op basis van computermodellen.

Haar grootste frustratie is dat ze zich niet vol op haar wetenschappelijk onderzoek kan richten, op waar ze goed in is. “Ik wil een groep opbouwen en daarbij is het aanvragen van subsidies voor onderzoeksprojecten enorm belangrijk. Ik kan wel een onderzoekslijn opstellen, maar als ik geen projecten heb, kan de groep niet groeien”, zegt Tang. “Het aanvragen van subsidies is een tijdrovende en ingewikkelde klus, waar ik, en met mij andere onderzoekers aan onze universiteit, wel wat hulp bij kan gebruiken.

Complexe processen

“Als je start als universitair docent, heb je geen flauw idee hoe je subsidie moet aanvragen. Je doet maar wat. De eerste twee voorstellen heb ik zelf geschreven. Daar heb ik vele nachten aan gespendeerd. Een pijnlijk en lang proces, met een laag slagingspercentage. Het is zó complex, de regels bij de subsidieverstrekkers veranderen regelmatig. Ik heb geen tijd om dit bij te houden. Jonge onderzoekers hebben behoefte aan iemand die deze informatie filtert voor ons”, zegt Tang.

Ik wil niet dat andere jonge onderzoekers verzuipen in het moeras van subsidies

Yali Tang, universitair docent

Yali Tang. Foto: Loraine Bodewes

Daarvoor hoeft Tang maar een paar deuren verder te lopen op de gang op de tweede vloer in Gemini. Daar zit project officer Roy Hermanns, haar life line voor alles wat met Europese subsidies te maken heeft. Al wist ze in het begin niet dat er ondersteuning was vanuit Research Life Cycle Support in haar faculteit. Ze vindt het belangrijk dat andere onderzoekers weten dat er ondersteuning is voor hen. “Ik wil niet dat zij verzuipen in het moeras van subsidies. Als je ondersteuning krijgt, verloopt het proces soepeler en stijgt het slagingspercentage. En het geeft mij ruimte voor mijn échte werk: onderzoek doen.”

Behoeftes

Tang heeft in de beginfase van haar carrière vooral behoefte aan hulp bij het schrijven van het voorstel en een netwerk voor het vormen van een consortium om het onderzoek mee in te dienen. “Roy en de andere project officers (Mechanical Engineering heeft er vier, red.) hebben enorm veel contacten met bedrijven en andere onderzoeksinstellingen. Ze weten vaak snel een brug te slaan tussen ons als onderzoekers en bedrijven. Het scheelt me zoveel tijd en energie dat hij hier bovenop zit en het regelt.”

Hermanns is gepromoveerd aan de faculteit waar hij nu als project officer werkt. Na een uitstapje van twaalf jaar waar hij projectonderzoek deed naar vloeibare brandstoffen bij een onderzoeksinstituut in Aken, kwam hij terug naar Eindhoven. Hij weet dus waarover hij het heeft in zijn werk als project officer. “Ik ben geen diep fundamenteel onderzoeker. Mijn drijfveer is de ideeën van onderzoekers toegankelijk maken voor de industrie. Daar haal ik de meeste voldoening uit.”

De vertaalslag maken wat hun onderzoek oplevert voor de maatschappij is moeilijk voor veel jonge onderzoekers

Project officer Roy Hermanns

 

Roy Hermanns. Foto: Loraine Bodewes

En precies die slag is van groot belang bij het indienen van projectvoorstellen: het vertalen van het onderzoek naar het nut ervan voor de maatschappij. De impact. “Onderzoekers kijken vaak alleen naar hun eigen stukje onderzoek, maar krijgen niet de vertaalslag gemaakt naar wat de maatschappij hier op lange termijn mee kan. Denk aan de CO2-besparing die iets kan opleveren, of hoeveel banen erdoor gegenereerd kunnen worden. Wij hebben bijvoorbeeld veel te maken met brandstofprijzen. Hoeveel gaat een nieuwe brandstof uiteindelijk kosten? Voor sommige calls moet je daar een beeld bij leveren. Vooral bij Europese projecten weegt dit zwaar mee in de beoordeling. Met name jonge wetenschappers hebben er moeite mee om die vertaalslag te maken. Daar proberen we hen in te coachen.”

Tang herkent zich hierin. “Ik doe heel fundamenteel onderzoek en daar ben ik door gefascineerd. Ik wil weten waarom dingen gebeuren zoals ze gebeuren en hoe ik die puzzel kan oplossen. Maar hoe ik mensen kan interesseren en betrekken bij mijn onderzoek, daar ben ik minder goed in. Ik had eerst ook niet door waarom ik mijn voorstellen op een bepaalde manier moest insteken. Dat is dan weer het vakgebied van mensen zoals Roy. Het mooie is dat we het samen doen. Wetenschap bedrijven is teamwork.”

“De juiste formulering is van groot belang”, benadrukt Hermanns. “Ik zou het geen loterij willen noemen, maar je moet de processen die achter de schermen spelen bij de totstandkoming van een uitschrijving begrijpen. Wie zijn de spelers, hoe denken ze, wat was de drijfveer om die uitschrijving te doen. Zo weet je hoe je moet differentiëren om de concurrentie voor te blijven”, illustreert Hermanns. “Dan gaat het om de kleine verschillen hoe je een zin formuleert.”

Partners zoeken

Hermanns’ inhoudelijke achtergrond is een groot voordeel: “Ik ken de expertise van de groep, maar ook van bedrijven in hetzelfde werkveld. Als ik op Europees niveau een uitschrijving zie aankomen waar onze onderzoekers geld mee kunnen binnenhalen, kan ik onze onderzoekers al op voorhand wijzen op de kansen.” Dat is ook wat Research Life Cycle Support voor ogen heeft. “Het ideaalplaatje is dat onderzoekers mij zeggen ‘in dit thema zie ik potentie, wil jij kijken naar subsidiemogelijkheden?’”, zegt Hermanns. “Door meer planmatig te gaan werken, in plaats van ad hoc op een uitschrijving te springen, krijg je ook rust in de tent. Het geeft wetenschappers meer tijd om hun aanvraag voor te bereiden, omdat je vooruit loopt op komende uitschrijvingen.”

Hij vervolgt: “Er gaat enorm veel tijd zitten in het bij elkaar zoeken van een sterk consortium. Je moet eerst je gewenste projectpartner identificeren bij bedrijven en andere universiteiten. Dan moet je de weg zien te vinden binnen die instelling om de juiste contactpersoon te vinden. Dat puzzelwerk kost veel tijd, maar ik vind het leuk om de meeste bekwame mensen uit het veld samen te brengen”. Tang laat op haar beurt het vormen van een consortium graag aan de professionaliteit van Hermanns over.

Focus bij schrijven

Tang geniet van het schrijven van wetenschappelijke papers en het uitwerken van ideeën. “Dat is dromen over hoe ver mijn project kan reiken, wat voor experimenten en simulaties ik mijn studenten wil laten doen.”

Het schrijven van subsidievoorstellen is echter andere koek, heeft ze ervaren. “Ik heb een voorstel geschreven voor een ERC Starting Grant, waarvan ik dacht dat het goed was. Maar mijn voorstel werd afgewezen en dat frustreerde me enorm. Roy stimuleerde me om niet op te geven. Hij zei dat het een goed voorstel was, en dat we het bij een andere uitschrijving zouden indienen. Het feit dat hij onze onderzoekslijnen zo goed kent, helpt daarbij. Je kunt makkelijk met hem sparren.”

Roy Hermanns en Yali Tang. Foto: Loraine Bodewes

 

Het voelt of je samen op avontuur bent. Ik voel me geen 'lone wolf' meer

Universitair docent Yali Tang

Maar ook de steun waardeert Tang: “Het slagingspercentage is en blijft laag, maar het feit dat er iemand is om je te helpen, die samen met je op avontuur gaat, voelt fijn. Ik voel me geen lone wolf meer.”

Die sociale coaching vindt Hermanns belangrijk: “Je schrijft je in voor een personal grant omdat je wilt laten zien hoe goed je bent. Als de reviewers zeggen ‘dat is het toch niet helemaal’, dan raakt dat je persoonlijk. Ik probeer dan perspectief te bieden door een andere uitschrijving voor te stellen. Ik probeer wetenschappers na een afgewezen voorstel toch weer een positief gevoel te geven.”

Hermanns en zijn collega Jan-Paul Krugers bedienen twee groepen binnen de faculteit: Power and Flow en Energy Technology, de groep van decaan Philip de Goey. “Mijn functie is direct gekoppeld aan Philip. Ik neem hem de taak van het schrijfproces zoveel mogelijk uit handen. Hij komt met de ideeën, ik schrijf voor het grootste deel de projectvoorstellen en begeleid het verder vanuit de inhoud.”

Waar Hermanns zich vooral richt op de uitschrijvingen op Europees niveau, denk aan Horizon-programma’s en ERC-grants, zit zijn collega Jan-Paul Krugers op nationale onderzoeksprogramma’s, zoals de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitschrijft. “Dit doen we om expertise op te bouwen en elkaar te kunnen aanvullen.”

De hele keten

Voordat Tang te maken kreeg met het schrijven van projectvoorstellen, dacht ze dat Research Life Cycle Support vooral ging om ondersteuning bij het aanvragen van subsidies. “Het gaat om de héle keten. Niet alleen sparren over je idee en hulp bij het schrijven, maar ook financiële- en projectondersteuning. En hulp bij datamanagement. In onze groep modelleren we en hebben we een ongelofelijke hoeveelheid data die gemanaged moet worden, denk aan opslag en back-ups. Ook daarvoor krijg ik professionele ondersteuning.”

De behoeftes kunnen verschillen per faculteit, groep, of zelfs per persoon”, realiseert Tang zich. “Ik ben echt heel slecht in alle niet-wetenschappelijke onderdelen en ben heel blij dat me dat uit handen wordt genomen. Zo neemt onze financiële man proactief contact met me op als ik bijvoorbeeld nog niet al het projectgeld heb gespendeerd.”

Tang concludeert: “We zijn een mooi voorbeeld van hoe een onderzoeker en ondersteuner nauw samenwerken, in vol vertrouwen en openheid. Er wordt veel tijd, moeite en geld in gestoken om de toekomst van ondersteuning van wetenschappers vorm te geven. Ik hoop dat dit anderen inspireert om dit ook zo te doen. Het is de investering zeker waard.”

Uit onze strategie: over Research Life Cycle Support

We vinden het belangrijk dat onze onderzoekers zich vooral kunnen richten op waar ze goed in zijn: onderzoek doen. Om ze te ondersteunen in dat voor onze universiteit zo belangrijke primaire proces, werken we aan een naadloos samenwerkende keten van diensten. Onder de naam Research Life Cycle Support optimaliseert de TU/e deze ondersteuning  in het hele proces van onderzoek doen: van een eerste onderzoeksidee tot aan het verspreiden van uiteindelijke onderzoeksresultaten, en alles daartussen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking tussen onderzoekers en ondersteuners, en tussen faculteiten, instituten en diensten, maar altijd met de focus op wat de onderzoekers nodig hebben.

Research Life Cycle Support valt binnen de Strategie 2030 onder het thema Resilience. Lees meer over onze Strategie 2030.

Brigit Span
(Corporate Storyteller)

Meer over onze strategie

Blijf ons volgen