In Memoriam Evert Muijderman (1931 – 2022)0

27 januari 2023

Op 14 december 2022 is Evert Muijderman uit Geldrop overleden. Hij was deeltijdhoogleraar in de Tribologie aan de faculteit Werktuigbouwkunde (1988-1996) in zowel de vakgroep Mechanica als de vakgroep Aandrijf- en Tribotechniek van de TU/e.

In zijn memoires schrijft Evert: “Als men mij weleens vraagt wat ik nou bij Philips heb gedaan dan zeg ik vaak: ‘Jouw geheugenschijf, de HDD in je PC, maar ook die van alle andere PC’s over de hele wereld, draait op lagers die ik heb bedacht’

In Memoriam Evert Muijderman (1931 – 2022) door Harry van Leeuwen

Evert Muijderman werd geboren op 3 februari 1931 in Hedel, aan de rivier de Maas. Zijn koosnaam is ‘Eep’, voor zijn familie en gezin. Voor de collega’s heette hij Evert. Zijn leven is gestempeld door zijn ervaringen als schooljongen in de tweede wereldoorlog en bewogen hem om later pacifist te worden.

Zijn ouderlijk huis stond vlak bij de brug over de Maas. Op 17 september 1944 begon de slag om Arnhem, ook bekend als Operation Market Garden. De geallieerden bombardeerden de brug en ook Hedel, en de familie Muijderman sloeg op de vlucht. Het huis van de familie werd volledig verwoest. Het gezin vond na weken te hebben rondgezworven onderdak in de buurt, in het kerkje van Hedikhuizen. Samen met anderen waanden 42 ontheemde mensen zich veilig in de voet van de kerktoren, vanwege de dikke muren.

Om te voorkomen dat de geallieerden hoge bouwwerken als uitzichtpost zouden gaan benutten, hingen Duitse soldaten zware bommen aan gevels en torens. Ook aan de torenspits van Hedikhuizen hingen twee van die bommen. Evert realiseerde zich dat het hele gebouw, inclusief de toren, wel eens zou kunnen worden opgeblazen en wist alle mensen te evacueren. Net op tijd, zie figuur 1. Elders ging dit helemaal mis. Zo ontploften in dezelfde nacht, van 4 op 5 november, bommen in het stadhuis van Heusden, waarbij 134 slachtoffers te betreuren waren. In de oorlog is het gezin voortdurend op de vlucht, om uiteindelijk terug te keren in een ander huis in Hedel.

Tijdens de oorlog mist Evert een stuk onderwijs, om vanaf 1945 naar de HBS in Zaltbommel te gaan. In 1949 vertrok hij naar de TH Delft, waar hij werktuigbouwkunde studeerde. In 1954 liep hij stage bij de Philips Garage, waarbij zijn mentor hem introduceerde op het NatLab. Dat maakte veel indruk. Hij studeerde in 1955 af in de voertuigtechniek bij Van Eldik Thieme. Evert had vraagtekens bij militaire dienst, maar voelde zich toen genoodzaakt het toch maar te doen. Hij vond het NatLab fascinerend, zodat hij daar en alleen daar wilde gaan werken. Maar werktuigbouwers werkten alleen in de bedrijfsmechanisatie. Dankzij zijn koppigheid mocht Evert vanaf 1956 in het NatLab aan de slag, vanaf 1958 voltijds.

Zijn eerste baas, Herre Rinia, stelde hem voor uit drie mogelijkheden te kiezen. Het werd het onderzoek naar een principe voor een axiaal lager. Er was op dat punt vrijwel geen kennis en daarom vond Evert alles zelf uit. Ook op experimenteel gebied. De toepassing lag op het gebied van axiale lagers in consumentgoederen, zoals platenspelers. Hetzelfde probleem speelde bij de axiale lagering van de ultracentrifuge (figuur 2), een apparaat om uranium te verrijken, wat nodig is voor kerncentrales of kernwapens. Dit was uiterst belangrijk onderzoek, het was immers de tijd van de koude oorlog. Nederland was in de race om een fabriek hiervoor te bouwen, en dit project liep letterlijk vast op de lagering. De Verenigde Machinefabrieken Stork-Werkspoor (VMF) voerde het project uit, en Jaap Kistemaker was projectleider. Rinia zat met Kistemaker in de Commissie van Bijstand bij dit project en wist van deze problemen. De bestaande oplossingen hadden geen draagvermogen en het gevolg was grote slijtage en falen.

Studerend in de NatLab bibliotheek, realiseerde Evert zich opeens dat hij een Engels artikel over luchtgesmeerde hydrodynamische lagers had gelezen, waarin een tekeningetje stond van een axiaal lager met in het oppervlak een repeterend groevenpatroon. Zou dat de oplossing kunnen zijn? Daarin werd verwezen naar een artikel van Whipple (1949), die werkte voor het Britse Atomic Energy Agency A.E.R.E., maar dit alles was geheim. Dit werk was en bleef niet beschikbaar en Evert moest zijn eigen weg gaan. Op het gevoel tekende hij een groevenpatroon, dat door de NatLab werkplaats met grote precisie werd gemaakt. Bij de eerste poging functioneerde het lager voortreffelijk. Het werd het spiraalgroeflager, ofwel spiral groove bearing (SGB) genoemd. Rinia en Kistemaker kwamen meteen kijken hoe het lager zich in het lab hield.

Rinia stuurde Evert tegen het einde van 1958 naar het Laboratorium voor Fysisch Dynamisch Onderzoek (FDO) van VMF-Stork, waar onder Kistemaker aan de ultracentrifuge werd gewerkt. Een jaar ervoor koos het projectteam voor een axiaal glijlager van het type hydrosphere (figuur 2, bol 3 rust op schaal 4). Evert bespreekt er regelmatig de voortgang van zijn onderzoek aan lagers met groevenpatronen. Hij brengt theoretische kennis in, en Hans Baron van Werkspoor-Stork houdt zich bezig met fabricagemethoden. Beide zijn cruciaal. Na enkele jaren merkt hij dat de entourage heel geheimzinnig aan het worden is. Het ultracentrifugeproject komt onder het ministerie van defensie te vallen. Evert moet een geheimhoudingsverklaring ondertekenen maar weigert dat pertinent. Hij verbreekt deze contacten in 1964.  

 

 

Ondertussen (1963) was Evert groepsleider geworden van de groep Mechanica en Tribologie. De dagelijkse leiding legde een groot beslag op zijn tijd, maar dat verhinderde hem niet om ook zelf, samen met zijn staf, verder te werken aan het spiraalgroeflager. Vanaf 1972 is de uit Pakistan afkomstige metallurg Abdul Qadeer Khan, doorgaans aangeduid met “dr. Khan”, werkzaam bij FDO. In de tweede helft van de jaren 70 zoekt hij contact met Evert. Waarover laat zich raden. Ook ontvangt Evert geheimzinnige pakketjes die hij moet afgeven aan een andere hoogleraar, wat hij niet doet. Evert beantwoordt niets en meldt dit alles bij de Philips directie. Daarna merkt hij dat er meerdere keren in zijn bureau gesnuffeld is. Wat dit geweest is, is nooit duidelijk geworden. Er is een BVD (AIVD) dossier van Evert, maar hij krijgt niets te zien, ook na 40 jaar niet.

Evert heeft zich vanaf de jaren 60 ingezet om het spiraalgroeflager tot een groot succes te maken. In 1964 promoveerde hij er cum laude op, bij Harmen Blok in Delft. Toepassingen zijn er vele, in ongeveer chronologische volgorde (a) ultracentrifuges, (b) videocassetterecorders, (c) röntgenbuizen (zie figuur 3), (d) laserscanners, (e) vrije zuigercompressoren (voor koelmachines), (f) hogedruk compressorafdichtingen (SGGS), en ten slotte (g) harde schijven (HDD's). Bijna al deze toepassingen waren of zijn zeer succesvol te noemen.

In 1971 werd Evert benoemd als buitengewoon hoogleraar in de Tribologie aan de TH Delft. Zijn inauguratie, getiteld “Over lagers en legers”, deed vanwege zijn pacifistische zienswijze veel stof opwaaien. In 1988 nam hij ontslag bij de (inmiddels) TU Delft, omdat de toegezegde personele uitbreiding niet plaatsvond. In 1988 bood Philips hem een vervroegd pensioen aan. Jan Janssen van de TU/e vroeg hem om als buitengewoon hoogleraar naar de TU/e, faculteit W, te komen. Tot 1996 was hij daaraan verbonden en ging hij met emeritaat.

Evert heeft van 1964 – 2005 veel gedaan voor de bewustwording van het vraagstuk van oorlog en vrede in Nederland. Na een intensieve periode van reflectie, o.a. in gesprekken met een doopsgezinde predikant, besloot Evert in 1964 om als gewetensbezwaarde erkend te worden. Hij deed een aanvraag bij de Commissie Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst, waarop erkenning volgde op 26 juni 1964. De predikant vroeg hem korte tijd later om lid van deze Commissie te worden. Hij was veruit het jongste lid en een werktuigbouwer tussen allemaal juristen. Hij bleef lid tot 2005, toen de Commissie weinig werk meer had door de opschorting van de dienstplicht.

Evert was van 1978-1990 Nederlands lid van het Pugwash Committee (een internationaal verband van geleerden, in 1957 begonnen door een aantal Nobelprijswinnaars). Hij hield vele voordrachten over (kern-)bewapening in allerlei verbanden en sprak erover op radio, tv en in kranten.

Daarnaast was hij oprichter van de Stichting Historisch Museum Hedel, en later lid, penningmeester en erelid. In Duitsland was Evert een graag geziene en hooggewaardeerde gastdocent aan de Technische Akademie te Esslingen (1982-2002). Hij heeft desgevraagd veel industrieën geholpen met de toepassing van het SGB. Ten slotte was hij lid van de Sectie Tribologie van de Bond voor Materialenkennis (1988-1996).

In 2020 ontving Evert de Georg Vogelpohl Ehrenzeichen 2020 van de Duitse Gesellschaft für Tribologie (GfT). Dit is de hoogste Duitse onderscheiding voor verdienstelijk werk op het gebied van onderzoek, ontwikkeling, toepassing of verspreiding van tribologische kennis