Onmiddellijke klimaatactie nodig om doel 1,5 graden Celsius nog te halen
Nederlandse klimaatexperts pleiten voor een verregaande transformatie van onze energievoorziening, industrie, transport en landbouw.
Het streven om de opwarming van de aarde beperkt te houden tot 1,5 graden Celsius, vastgelegd in het klimaatakkoord van Parijs, raakt buiten zicht, tenzij landen gezamenlijk meer ambitie tonen en onmiddellijk in actie komen. Dat stellen Heleen de Coninck en vier andere Nederlandse klimaatexperts die hebben bijgedragen aan het maandag verschenen IPCC-rapport. Volgens het vijftal is een dergelijke versnelling en versterking van beleidsmaatregelen nog mogelijk – maar vereist die wel een verregaande transformatie van de systemen die ten grondslag liggen aan onze economie, zoals energie, industrie, transport en landbouw. De komende jaren zijn daarbij doorslaggevend.
De toename van de mondiale uitsstoot van broeikassen is nog nooit zo groot geweest als het afgelopen decennium, ook al vlakte de procentuele toename af. Ondanks een afname van de energie-intensiteit (de uitstoot per verdiende euro) en een koolstofarmere energieproductie (de uitstoot per geproduceerde energie-eenheid), leidde de groei van industrie, transport, energieproductie, landbouw en de gebouwde omgeving tot een stijgende uitstoot.
De regionale verschillen zijn daarbij groot. In 2019 waren economisch ontwikkelde landen verantwoordelijk voor 24 procent van de uitstoot en de allerarmste landen voor 3 procent. Wel daalde de afgelopen tien jaar in steeds meer – vooral rijke – landen de uitstoot, als gevolg van beleid maar ook door autonome trends.
Toezeggingen volstrekt onvoldoende
De huidige toezeggingen van landen over beperking van hun uitstoot zijn onvoldoende om de temperatuurstijging onder de 1,5 graden te houden. Zonder aanscherping van de huidige plannen stevent de wereld volgens het IPCC af op circa 3,2 graden opwarming in 2100.
Voor 1,5 graden opwarming geven de meeste berekeningen aan dat de mondiale uitstoot vóór 2025 zijn hoogste punt bereikt moet hebben, rond 2030 al bijna gehalveerd moet zijn en rond 2050 op nul moet uitkomen, om daarna negatief te worden, dat wil zeggen dat er grote hoeveelheden CO2 uit de atmosfeer worden gehaald.
Om ruim onder de 2 graden te blijven is er iets meer ruimte, maar ook hier moet de uitstoot in de komende jaren fors dalen en enkele decennia later op nul uitkomen. Het huidige klimaatbeleid is nog volstrekt onvoldoende en levert in 2030 hooguit een stabilisatie van de uitstoot op.
Detlef van Vuuren van het Planbureau voor de Leefomgeving en de Universiteit Utrecht: “Het nieuwe IPCC-rapport laat zien dat de komende jaren cruciaal zijn om aan het Parijsakkoord te voldoen. De weg naar het doel is een smal paadje geworden. Alleen als we de mondiale uitstoot vóór 2030 fors kunnen reduceren, liggen de Parijsdoelen nog binnen bereik. Cruciaal is om rond het midden van de eeuw op een uitstoot van netto nul uit te komen. Dat betekent dat bij investeringen nu reeds dit doel centraal moet staan.”
Transformaties in sectoren
Het verminderen van de uitstoot vraagt een verregaande transitie van belangrijke economische sectoren waaronder energie, transport en landbouw. Bij energie gaat het bijvoorbeeld om het verminderen van het energieverbruik, efficiënter omgaan met energie, en het gebruik van koolstofarme energiebronnen, in onder meer industrie en de gebouwde omgeving.
In sommige industriële sectoren is het niet mogelijk nul uitstoot van CO2 te bereiken. Om de restuitstoot te compenseren, is verwijdering van CO2 uit de lucht nodig.
In steden bieden onder meer renovatie en herbestemming van gebouwen, stedelijke inrichting, en alternatieve vormen van mobiliteit, zoals fietsen, lopen en openbaar vervoer kansen om de uitstoot efficiënt te verminderen.
Landbouw en bosbeheer kunnen de uitstoot van broeikasgassen rechtstreeks verminderen, extra CO2 vastleggen en daarnaast bijdragen via vervanging van energie- en broeikasgas-intensieve grondstoffen en materialen. Daarbij moet gelet worden op eventueel nadelige effecten voor voedselzekerheid en biodiversiteit.
Technologie
De kosten van verschillende uitstoot-arme technologieën, zoals die voor duurzame energie, zijn sinds 2010 scherp gedaald door onder meer innovatiebeleid en leereffecten. Ook hebben een stringenter mitigatiebeleid en nationale klimaatwetten geleid tot meer investeringen in koolstofarme technologieën en infrastructuur, en is er veel private interesse voor bosherstel.
Tegelijkertijd gaan er nog altijd meer publieke en private investeringen naar fossiele brandstoffen dan naar mitigatie en adaptatie.
Volgens het IPCC is er een pakket aan beleidsinstrumenten, met daarin zowel regelgeving als marktinstrumenten, nodig om de uitstoot aanzienlijk te verminderen en innovatie stimuleren. Met maatregelen die minder dan 100 US dollar per gereduceerde ton CO2 kosten kan de mondiale uitstoot in 2030 gehalveerd worden ten opzichte van 2019.
Ook gedragsverandering, zoals energiebesparing, duurzame energie en vervoer, en vermindering van vlees- en zuivelconsumptie in rijke landen kunnen op korte en langere termijn een grote bijdrage aan de uitstootvermindering leveren (40-70 procent in 2050) en tegelijkertijd bijdragen aan welzijn en gezondheid.
Heleen de Coninck (hoogleraar Socio-Technical Innovation and Climate Change aan de faculteit Industrial Engineering and Innovation Sciences): “Nieuw in dit rapport is dat het de mogelijkheden schetst om de ernstigste klimaatverandering nog te voorkomen: mogelijkheden in gedragsverandering, politieke actie, innovatie en internationale samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van financiering en investeringen.”
Landgebruik en CO2-vastlegging
Ontbossing en landbouw zijn wereldwijd verantwoordelijk voor 13 tot 21 procent van de totale broeikasgasuitstoot. Het IPCC-rapport laat zien dat verbeterd landgebruik en extra CO2-vastlegging belangrijke bijdragen kunnen leveren aan het halen van de klimaatdoelen, juist om uitstoot die niet te voorkomen is snel te compenseren, en om hernieuwbare grondstoffen te produceren.
Het rapport maakt ook duidelijk dat de voorziening met hernieuwbare grondstoffen en energie (biotextiel, bouwen met hout, biobrandstoffen, biochemie) verweven is met sectoren als transport, industrie, en energie. Dit is een grote stap vooruit, maar vraagt ook om goed land- en bosbouwbeleid en uitvoering met aandacht voor biodiversiteit. Dit is volgens het IPCC in veel scenario’s nodig om de opwarming van de aarde weer tot 1,5 graden terug te brengen na overschrijding daarvan.
Gert-Jan Nabuurs van de Wageningen Universiteit: “Tezamen kunnen alle maatregelen in landbouw en bosbouw (bescherming van bos en veen, bosaanleg, verminderde uitstoot van methaan en lachgas, beter bosbeheer en bouwen met hout, biomassa, vermindering van voedselverspilling, en landbouwbodembeheer) zo’n 15 procent aan de hele oplossing bijdragen, ofwel 8-14 gigaton minder CO2 uitstoot in 2030. Deze extra vastlegging is belangrijk om ook op termijn moeilijk vermijdbare uitstoot te compenseren en om te komen tot negatieve uitstoot.”
Klimaatactie en duurzame ontwikkeling
Een andere belangrijke conclusie van het rapport is dat duurzame ontwikkeling niet zonder klimaatmitigatie mogelijk is, en klimaatmitigatie niet zonder duurzame ontwikkeling. Voor een groot deel gaan klimaatmaatregelen hand in hand met het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de Verenigde Naties, maar soms staan doelen ook op gespannen voet met elkaar.
Beperkte economische, sociale en institutionele middelen in lage- en middeninkomenslanden leiden vaak tot een hoge mate van kwetsbaarheid en een gering aanpassingsvermogen. Zo heeft de scherpe daling van kosten van technologieën voor zonne-energie en elektrische auto’s positieve gevolgen voor het terugdringen van de uitstoot, maar negatieve gevolgen voor het milieu en mensen – denk aan de winning van grondstoffen voor batterijen in lage- en middeninkomenslanden.
Rechtvaardigheid is daarom een belangrijke randvoorwaarde voor gebruikmaking van deze technologieën, binnen landen, maar ook over landsgrenzen heen.